Jongeren willen vast werk. Punt.

Jongeren willen vast werk. Punt.

Naar aanleiding van het  zomerakkoord is de discussie over de hervorming van de arbeidsmarkt opnieuw opgelaaid. Werkloosheid is zeker voor jongeren een ernstig probleem, en dus moeten we dankbaar zijn dat tijdelijk en flexibel werken in de toekomst alweer wat makkelijker wordt. Alleen: jongeren willen vast werk.

Aan de cijfers van onze buurlanden komen we vooralsnog niet, maar ook in België worden meer en meer jongeren tewerkgesteld in tijdelijke contracten. Vandaag zijn het er vier op tien, terwijl het er amper tien jaar geleden geleden nog drie op tien waren. Een duidelijke stijging, die zich overigens in geen enkele andere leeftijdscategorie voordoet.

De mythe van de jonge, flexibele arbeidskracht

Het zal niemand echt verwonderen.  Dat met de komst van een nieuwe generatie op de arbeidsmarkt het einde van het vaste contract is ingeluid, wordt algemeen aangenomen. Jongeren zouden hun zekerheid niet ontlenen aan het contract waarin ze zijn tewerkgesteld, maar aan hun competenties en skills. En zijn jongeren niet zelf vragende partij voor zoveel mogelijk flexibiliteit?

Een studie van de Vlerick Business School bewijst het tegendeel: niet meer dan één op vijf hooggeschoolde laatstejaarsstudenten willen tijdens hun loopbaan regelmatig van werk veranderen. En dat zijn dan jongeren die met heel wat competenties de arbeidsmarkt op kunnen, en vaak nog niet eens de financiële verantwoordelijkheid over een gezin dienen te dragen.

Millennials zijn helemaal niet de jobhoppers waar ze vaak voor worden gehouden. Ze zijn integendeel op zoek naar vast, kwalitatief werk.

Millennials zijn helemaal niet de jobhoppers waar ze vaak voor worden gehouden. Ze zijn integendeel op zoek naar vast, kwalitatief werk, die hen de nodige groeimogelijkheden biedt. Als ze dan toch terecht komen in tijdelijke jobs, dan vooral omdat er geen alternatieven zijn en in de hoop om zo snel mogelijk naar een vaste job door te groeien.

Lessen uit Nederland

Dit laatste is hét argument van de voorstanders: tijdelijk werk als springplank naar een vaste betrekking. Alleen blijkt deze doorstroom in de praktijk niet vanzelfsprekend, zeker voor laaggeschoolden. Vaak blijven zij vast zitten in hun onzeker statuut, dat hen kwetsbaar en ongelukkig maakt. Nog vaker worden ze na een tijd gewoon terug werkloos.

Zelfs in ‘gidsland’ Nederland lijkt men dat inmiddels te beseffen. Een rapport van het CBS, het Nederlands bureau voor statistiek, toont aan dat gemiddeld de helft van de tijdelijke krachten na drie jaar zonder werk zit. Bij de laaggeschoolden ligt dat percentage zelfs op 62%. ‘Flexwerk is voor lager opgeleiden vooral een opstap naar werkloosheid,’ zo concludeerde de Volkskrant.

Een beleid op maat van werkgevers

Tijdelijke en flexibele jobs komen er dus niet op vraag van jongeren. Ze beantwoorden eerder aan de behoeften van bedrijven voor wie arbeid wellicht nooit goedkoop en flexibel genoeg zal zijn. Met het zomerakkoord blijft de regering verder inzetten op dit soort tewerkstelling. In de bijhorende debatten werd Nederland zelfs uitdrukkelijk als voorbeeld benoemt.

Uiteraard heeft de regering het recht om een beleid te voeren op maat van de werkgevers. Maar dat ze dat dan niet doet in naam van de nieuwe generatie. Jongeren verdienen een echt toekomstperspectief, niet één van onzekerheid en stress.