Het basisinkomen is oorlog

Het basisinkomen is oorlog

Het basisinkomen is op dit moment een utopisch idee. Om het in te voeren is meer nodig dan een goed idee. Hebben de voorstanders nagedacht over de samenleving met z’n tegenstellingen en krachtsverhoudingen waarbinnen ze dat idee willen verwezenlijken? Zijn ze bereid de strijd aan te gaan met rabiate tegenstanders en ogenschijnlijke voorstanders?

Er bestaan verschillende varianten van het basisinkomen, maar het komt er op neer dat iedere burger maandelijks een bepaald bedrag ontvangt van de overheid, zonder voorwaarden. De meeste voorstanders zeggen dat robotisering en de daarmee verwachte daling van arbeidsplaatsen een basisinkomen noodzakelijk maakt. Het zou het individu meer vrijheid geven om zijn of haar tijd naar eigen goeddunken in te vullen. Bij de meeste voorstanders is het invoeren van een basisinkomen een nogal ‘cleane’ operatie. Ze herdenken de samenleving naar eigen intellectueel goeddunken, los van tegengestelde belangen en politieke krachtsverhoudingen. In realiteit is het verwezenlijken van een revolutionair idee als het basisinkomen in een wereld van politieke partijen, lobbygroepen, multinationals, vakbonden, burgerbewegingen, media, … nooit een cleane operatie. Wie een basisinkomen wil moet bereid zijn de strijd aan te gaan.

Het belang van utopisch denken

Rutger Bregman is de auteur die het debat rond het basisinkomen in de lage landen opnieuw vuur inblies. Hij denkt utopisch en wil zo ons denkkader verruimen en verschuiven. Daar slaagt hij wonderwel in. Hij verwijst in z’n boek ‘gratis geld voor iedereen’ naar de Mont Pelerin Society die in 1947 voor de eerste maal vergaderde. Een groep ultraliberale economen kwam samen om het idee van een laissez-faire samenleving in leven te houden en te promoten. Net na de tweede wereldoorlog en de economische crisis van de jaren ’30 was het Keynesiaanse model, een economie met overheidsingrijpen, en de welvaartstaat op sociaaldemocratische leest de dominante stroming in alle westerse landen. Mont Pelerin economen als Von Hayek en Friedman walgden van Keynes en streefden naar een ‘zuiver’ kapitalisme zonder vervelende stoorzenders als de overheid of vakbonden. Het feit dat we vandaag in een neoliberale wereld leven die beter aansluit bij het wensbeeld van Friedman en Von Hayek is voor Bregman het bewijs dat het belangrijk is ideeën te ontwikkelen die buiten het traditionele denkkader vallen. Op een dag zou het maar eens realiteit kunnen zijn.

Hij heeft gelijk. Het is belangrijk na te denken over de samenleving van morgen en verder te denken dan wat traditionele media en politiek ons inlepelen. Het probleem is dat Rutger Bregman deel twee van de neoliberale geschiedenis negeert. Margaret Thatcher liet een politiemacht op paramilitaire wijze trainen om de meest militante vakbond, die van de mijnwerkers, te breken. Ze was letterlijk bereid oorlog te voeren tegen ‘the enemy within’ om haar neoliberale utopie te verwezenlijken. Augusto Pinochet pleegde een staatsgreep en dompelde Chili onder in een bad van terreur om de neoliberale orde door te duwen. Kortom, er is meer nodig dan een goed ontwikkeld idee van het basisinkomen om het te verwezenlijken. De voorstanders van het basisinkomen moeten bereid zijn krachtsverhoudingen te ontwikkelen, mensen te mobiliseren en te botsen met machtige tegenstanders om hun idee in werkelijkheid om te zetten.

Het blauwe basisinkomen

Het is belangrijk deze reflex te maken omdat er meerdere versies van het basisinkomen bestaan. Een ondernemer als Duchatelet, liberaal politicus Nele Lijnen en zelfs baas van Unizo Karel Van Eetvelt verklaren zich voorstander van het basisinkomen. Er bestaat een donkerblauwe variant van een ogenschijnlijk progressief idee. Dat basisinkomen is veelal laag, 500 euro per maand bijvoorbeeld, en komt in de plaats van het grootste deel van de sociale zekerheid. Ondernemers hebben er een stevige loonsubsidie bij waardoor de lonen flink kunnen zakken. Meer vrijheid zal dan al gauw een collectieve verarming blijken.

Willen de progressieve voorstanders die voor een hoog basisinkomen zijn, meer dan 1000 euro per maand, en het niet willen gebruiken om de sociale zekerheid op te blazen, hun utopie bereiken dan moeten ze bereid zijn de strijd aan te gaan, oorlog te voeren, tegen het neoliberale economische en politieke model. Zelfs een bescheiden vermogensbelasting wordt op banvloeken in pers en politiek onthaalt. Als je weet dat het basisinkomen een duur voorstel is en een sterke herverdeling vereist, weet je ook dat je radicale oppositie mag verwachten. Een sterke mobilisatie en strijd is noodzakelijk want voor ze het weten is hun voorstel gekaapt en zitten we met een blauwe variant van het idee.

Het belang van solidariteit en de sociale zekerheid

In dat opzicht vraag ik me af of het sop de kolen waard is, zeker in België. We kennen in ons land een sociale zekerheid die door de band genomen goed is en werkt. Zonder de sociale zekerheid vlogen de armoedecijfers door het dak en betaalden we een fortuin voor een medische behandeling. We kennen een horizontale solidariteit tussen werkmensen en werklozen, gezonden en zieken en verticaal tussen arm en rijk. Onze sociale zekerheid staat onder druk en de politiek gecoördineerde heksenjacht naar profiteurs zorgt ervoor dat beroep doen op de sociale zekerheid tegenwoordig gepaard gaat met je verantwoorden, een papiermolen en soms vernederende toestanden. Dat is schandalig en moeten we aanvechten.

Maar moeten we die solidariteit uit het venster smijten voor een duur en radicaal idee als het basisinkomen? Zijn de voorstanders bereid de strijd aan te gaan met de neoliberale orde en die solidariteit te behouden, oog te hebben voor armen, zieken en werklozen? Is het niet zinvoller een sterke en rechtvaardige sociale zekerheid te eisen? Toegegeven, ’t is minder sexy dan een basisinkomen, maar ik ben alvast bereid ervoor te vechten.